- Ik dacht eerst: „Ik ga misschien Germanistiek studeren in Wrocław”, maar eigenlijk kon ik al Duits. De eenvoudige keuze was om iets anders te gaan studeren en dat was Nederlands. In elk geval wilde ik naar Wrocław want dat was een leuke stad. Daar was ook de enige Nederlandse Vakgroep in Polen. Ik had geen concrete plannen wat ik met het Nederlands daarna zal doen. Ik deed gewoon iets anders dan iedereen.
Dat was de beslissing, dus zonder verdere plannen voor de toekomst.
Hoe is uw interesse voor de non-fictie eigenlijk ontstaan?
- Ik heb dat zelf
ontdekt. Wat mij fascineerde was dat non-fictie als genre en als label een heel
belangrijke plaats inneemt op de boekenmarkt. Ik vond dat niet verkeerd om te
kijken wat de verwachtingen zijn van de lezers, boekhandelaren en verenigingen
die literatuurprijzen toekennen. Bovendien, als je over literaire non-fictie
leest, dan lees je over tekstuele kenmerken van zulke teksten en hoe ze werden
opgebouwd. Daarom boeide mij ook de kwestie wat schrijvers met het label
“non-ficite” doen en hoe ze met het genre omgaan.
Begon u niet een hekel te krijgen aan al die non-fictieschrijvers die feitelijk het referentiële pact breken, dus eerst beloven dat ze non-fictie gaan schrijven maar uiteindelijk fictie schrijven?
- Nee, het was geen hekel. Sommigen zeiden: het boek is een beetje prescriptief, dus ik probeerde te zeggen wat de schrijvers moesten doen. Maar dat wilde ik helemaal niet. Ik wilde wel descriptief te werk gaan, dus beschrijven hoe de schrijvers zichzelf positioneren in het landschap van literatuur: wat ze als non-fictieschrijvers doen met hun lezers, prijzen en boeken.
(lacht) Ik krijg dus zeker geen hekel aan mensen die het referentiële pact breken. Ze kunnen doen wat ze willen. Ik wou dat gewoon even vastleggen.
Begon u niet een hekel te krijgen aan al die non-fictieschrijvers die feitelijk het referentiële pact breken, dus eerst beloven dat ze non-fictie gaan schrijven maar uiteindelijk fictie schrijven?
- Nee, het was geen hekel. Sommigen zeiden: het boek is een beetje prescriptief, dus ik probeerde te zeggen wat de schrijvers moesten doen. Maar dat wilde ik helemaal niet. Ik wilde wel descriptief te werk gaan, dus beschrijven hoe de schrijvers zichzelf positioneren in het landschap van literatuur: wat ze als non-fictieschrijvers doen met hun lezers, prijzen en boeken.
(lacht) Ik krijg dus zeker geen hekel aan mensen die het referentiële pact breken. Ze kunnen doen wat ze willen. Ik wou dat gewoon even vastleggen.
Toen ik in het
eerste jaar zat, had ik met u colleges. Tijdens een van de lezing hebt u
gezegd: „Kapuściński is de paus van de Poolse reportage”. Was u niet
teleurgesteld dat een van uw lievelingsschrijvers, als ik dat kan zeggen, ook
het referentiële pact breekt?
- Nee, nee, nee. Voor teleurstelling geldt hetzelfde als voor de hekel. Geen teleurstelling dus. Kapuściński is een goede schrijver, maar zeker kunnen we zijn boeken niet „non-fictie” noemen in termen van literaire non-fictie. Dat zijn gewoon boeken. Wat me wel interesseerde was hoe critici met het werk van Kapuściński omgaan. Zulke uitspraken als „paus van de reportage” of „paus van de literaire non-ficite” zijn een beetje overdreven. Volgens mij moeten we meer kritische aandacht aan zo’n schrijver schenken. Dat is de taak van elke literatuur, wetenschapper en criticus om descriptief en een beetje analytisch te werken.
- Nee, nee, nee. Voor teleurstelling geldt hetzelfde als voor de hekel. Geen teleurstelling dus. Kapuściński is een goede schrijver, maar zeker kunnen we zijn boeken niet „non-fictie” noemen in termen van literaire non-fictie. Dat zijn gewoon boeken. Wat me wel interesseerde was hoe critici met het werk van Kapuściński omgaan. Zulke uitspraken als „paus van de reportage” of „paus van de literaire non-ficite” zijn een beetje overdreven. Volgens mij moeten we meer kritische aandacht aan zo’n schrijver schenken. Dat is de taak van elke literatuur, wetenschapper en criticus om descriptief en een beetje analytisch te werken.
Jędrzej Morawiecki
schrijft in zijn artikel: „Toen ik Zajas belde, vroeg ik hem naar de reacties
van zijn collega’s op zijn tekst (“Verloren Kosmonauten: Op ‘Imperium’ van
Ryszard Kapuściński en zijn critici – nog een keer”). Het artikel van Zajas
werd tegengehouden op de redactie en het werd ook verplaatst naar het volgende
nummer. Zajas was net na de wetenschappelijke conferentie: »De receptie was
zwaar, de atmosfeer was dicht. Ze zeiden: Het is niet zoals het hoort«”. Hebt u
veel kritische opmerkingen gekregen omdat u Ryszard Kapuściński durfde te
hekelen?
- (lacht) Nee, nee. Jędrzej Morawiecki is een goede vriend van mij. Wat hij
schreef, klopt dat niet helemaal. We hadden een telefoongesprek, dat ik nu vaag
herinneren kan, maar er was geen sprake van een weigering. Enkele teksten
werden zonder probleem in de beste Poolse tijdschriften geplaatst: bijvoorbeeld
in „Teksty Drugie” en ook op andere plekken. Er is zelfs een Engelse editie
over non-fictie van „Teksty Drugie”. Ze hebben de beste non-fictieteksten en
reportages samengebracht en vertaald. Twee van die teksten zijn van mij en gaan
over Kapuściński, Martin Pollak en Frank Westerman. „Teksty Drugie” hebben dus
nooit kritiek op mijn werk geuit.
Er waren kritische beoordelingen en een kritische recensie over dit boek zelf, maar ik had nooit problemen om dit soort teksten te publiceren.
(lacht) Dat was dus een vergissing van Jędrzej.
Er waren kritische beoordelingen en een kritische recensie over dit boek zelf, maar ik had nooit problemen om dit soort teksten te publiceren.
(lacht) Dat was dus een vergissing van Jędrzej.
Voor hoe lang hebt
u het boek geschreven en hoe werkte u eraan? Hebt u veel wetenschappelijk
onderzoek in het buitenland gedaan?
- Ik weet niet meer
voor hoe lang: misschien twee jaar, misschien anderhalf jaar. Het is moeilijk
om te zeggen want het was een bepaald proces. Mijn boek is een kritisch boek en
het was makkelijker om dat te schrijven dan bijvoorbeeld een boek dat op
archiefonderzoek gebaseerd is. Daarvoor hoefde ik geen lang verblijf in het
buitenland af te leggen. Het was gewoon literatuurkritiek die je (denkt even na) zomaar thuis schrijft (lacht).
Hoe combineerde u dat met uw werk aan de universiteit en uw privéleven? Hoe hebt u genoeg discipline gevonden om het boek af te maken?
- Hmmm, dat is geen discipline. Dat is gewoon jouw werk. Ik denk dat het niks buitengewoons is om een boek te schrijven. Andere mensen hebben ander werk. Als je aan de universiteit werkt, heb je verschillende wetenschappelijke en didactische opdrachten. Het is vanzelfsprekend dat je lesgeeft, maar je moet ook bijvoorbeeld zelf een leider van een wetenschappelijk project zijn. Je moet projecten indienen om geld voor je onderzoek te verzamelen en zeker continu blijven publiceren. Als je niet publiceert, dan word je ontslagen (lacht).
Dat is gewoon een deel van mijn werk dat ik publiceer en didactisch werk. Die discipline moet ik dus hebben, maar dat geldt ook voor andere beroepen. In dit opzicht is het werk aan de universiteit niks buitengewoons, zou ik zeggen.
Hoe combineerde u dat met uw werk aan de universiteit en uw privéleven? Hoe hebt u genoeg discipline gevonden om het boek af te maken?
- Hmmm, dat is geen discipline. Dat is gewoon jouw werk. Ik denk dat het niks buitengewoons is om een boek te schrijven. Andere mensen hebben ander werk. Als je aan de universiteit werkt, heb je verschillende wetenschappelijke en didactische opdrachten. Het is vanzelfsprekend dat je lesgeeft, maar je moet ook bijvoorbeeld zelf een leider van een wetenschappelijk project zijn. Je moet projecten indienen om geld voor je onderzoek te verzamelen en zeker continu blijven publiceren. Als je niet publiceert, dan word je ontslagen (lacht).
Dat is gewoon een deel van mijn werk dat ik publiceer en didactisch werk. Die discipline moet ik dus hebben, maar dat geldt ook voor andere beroepen. In dit opzicht is het werk aan de universiteit niks buitengewoons, zou ik zeggen.
U hebt al twee
boeken geschreven. Werkt u al aan het volgende?
- Ja, ik moet
binnen twee of drie maanden een boek afmaken over de Poolse, Duitse en Vlaamse
literaire transfer tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik beschouw de Eerste
Wereldoorlog als een soort katalysator om vooral literatuur uit bezette
gebieden zoals Polen, Bulgarije en België te presenteren op de Duitse
boekenmarkt. Er was een buitengewone belangstelling van Duitse lezers voor de
Poolse en Belgische literatuur in die tijd. De Duitse propaganda speelde
natuurlijk een rol in dit proces. Ik ga gewoon kijken hoe literatuur in een
conflictsituatie ontstaat.
Zal dit boek in het
Pools geschreven worden?
- Dit boek zal in
het Pools verschijnen, maar daar komt nog een ander boekje in het Duits over
Poolse en Nederlandse literatuur. De uitgeverij Verlage Suhrkamp speelde een grote en belangrijke rol bij de uitgave van de Poolse en
Nederlandse literatuur op de Duitse boekenmarkt. Ik ga even kijken hoe tussen
1965 tot ongeveer 2000 de Nederlandse en Poolse literatuur werd gepubliceerd
van een selectie van boeken, schrijvers en manuscripten tot reclame voor
producten. Dat is een soort sociologie van literaire vertalingen.
En dan werk ik nog samen met mijn collega Koch en met een andere collega uit Krakau rond de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Dat boek zal in het Pools zijn en verschijnt volgend jaar.
Mijn laatste vraag: hoe is het om docent te zijn?
En dan werk ik nog samen met mijn collega Koch en met een andere collega uit Krakau rond de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Dat boek zal in het Pools zijn en verschijnt volgend jaar.
Mijn laatste vraag: hoe is het om docent te zijn?
- (heel enthousiast) Heel leuk! Zoals
gezegd: het is gewoon een leven dat ongelooflijk spannend is. Je werkt met
mensen samen en als je van mensen houdt, dan is het een uitstekend beroep.
Door: Martyna Borowska (3BA)
Gecorigeerd door: Bas van der Ham
Gecorigeerd door: Bas van der Ham
Brak komentarzy:
Prześlij komentarz